Vanaf halverwege de negentiende eeuw strijden katholieken in Nederland voor gelijkberechting op politiek, sociaal en cultureel gebied. Als voormalig achtergestelde bevolkingsgroep willen ze invloed uitoefenen op de moderne maatschappij. Om de katholieke identiteit te versterken organiseren ze begin twintigste eeuw verschillende Katholiekendagen, grote manifestaties waarmee de katholieken zich presenteren aan de rest van Nederland. In Oldenzaal wordt op 28 mei 1917 de eerste Twentsche Katholiekendag gehouden.
Op die zonnige Tweede Pinksterdag komen ongeveer 7.000 Tukkers lopend, per fiets of trein naar de Twentse stad, die rijkelijk was versierd met geel-witte vlaggetjes. Na feestelijk gebeier van de klokken van de Plechelmuskerk draagt de deken van Oldenzaal, J.H. Scholten, een hoogmis op. ’s Middags trekt er door de Oldenzaalse straten een grote optocht met vaandels, banieren en drie muziekkorpsen. Aangekomen in de grote tent op de markt begint de algemene vergadering. Het onderwerp van deze dag is ‘De Katholiek in het openbaar leven.’ De heer Brouwer wijst de katholieke gelovigen er in zijn rede op dat ze zich beter moeten verenigen en daarbij duidelijk hun geloof moeten uitdragen. De verzuiling in optima forma! In een volgende toespraak refereert Mr. Jan Willem Schneider aan de ‘vreselijke afbraak’ die volgens hem wordt veroorzaakt door de reformatie en de verdrukking van de katholieken in Twente in de eeuwen daarna.
‘Katholiek beginsel van het algemeen belang’
Na deze openingsrede gaat men uiteen om te luisteren naar diverse sprekers met boodschappen speciaal gericht op arbeiders, landbouwers, middenstanders en vrouwen. De sprekers wijzen op de gevaren van het samenwerken met niet- of andersgelovigen, de gevaren van drank, de taak van de vrouw in het gezin of de noodzaak om toch vooral lid te worden van het katholieke verenigingsleven. Ook worden de gelovigen gewezen op de wenselijkheid, zo niet de verplichting, om zich aan te sluiten bij Rooms-Katholieke Kiesverenigingen zodat bij verkiezingen de juiste kandidaten kunnen zegevieren die ‘naar algemeene schatting niet het liberaal beginsel van het eigenbelang, maar het katholiek beginsel van het algemeen belang het hoogste stellen’.
Eigen lied
Het succes van de eerste Twentsche Katholiekendag krijgt een jaar later een vervolg in Hengelo. Die dag wordt tijdens de hoogmis voor het eerst het lied van Roomsch Twente in het openbaar gezongen, geschreven door pastoor Schneider en van muziek voorzien door mgr. van Schaik. De pastoor spreekt de hoop uit dat dit lied op alle toekomstige Katholiekendagen zal worden gezongen. Op deze tweede editie is de relatie tussen de katholieken en de liefdadigheid het gespreksonderwerp. Dat er diverse katholieke ziekenhuizen zijn, is volgens spreker Nieuwenhuis, apotheker te Oldenzaal, beslist niet voldoende. Ook in de lokale wijkverpleging en de kraamzorg valt er volgens hem nog veel te winnen. Dat er in dit katholieke bolwerk maar vier katholieke artsen zijn, is volgens hem zeer betreurenswaardig. Hij roept ouders op om ‘de roeping van hunne kinderen om medici te worden aan te moedigen, want een goed Katholiek medicus te worden is wel degelijk een roeping’. In een causerie in het Twentsch Dagblad Tubantia wordt gemeld dat de geplande optocht niet door kan gaan, omdat de autoriteiten daar om onbekende redenen bezwaar tegen hebben gemaakt. Verder merkt de journalist enigszins cynisch op dat ‘de café’s den geheelen namiddag tjokvol zaten’.
Standbeeld Schaepman
Tijdens de vergadering wordt ook voorgesteld om geld in te zamelen voor de oprichting van een standbeeld voor dr. Herman Schaepman, de vooraanstaande priester en politicus die een doorslaggevende rol speelde in de katholieke emancipatie in de negentiende eeuw. Voor het beeld is door pastoor Geerdink een legaat van 40.000 gulden beschikbaar gesteld. De inzameling moet het geld bijeenbrengen voor een voetstuk. Het standbeeld zal uiteindelijk in 1927 worden geplaatst op het hoogste punt van de Esch in Tubbergen, de geboorteplaats van Schaepman.
Zedelijkheid
In de jaren daarna worden de Katholiekendagen telkens in andere steden in de regio georganiseerd, meestal op Tweede Pinksterdag. In 1937 is Almelo aan de beurt, bij wijze van uitzondering pas in september. Het thema van de dag is ‘de Katholieken en de zedelijkheid’. De eerste spreker, drs. De Boer uit Den Haag, ziet het Nederlandse volk verzwakken, net als de andere West-Europese volken. Hij waarschuwt de gehuwden voor ‘het gevolg van de overdreven afkeer van inspanning, ontbering, ‘t dragen van lasten en pijn. Wij dreigen een volk te worden met drie idealen: de zesurige arbeidsdag, prachtig sanitair en ouderdomsrente.’ De Boer is van mening dat bij zijn tijdsgenoten alles draait om de geslachtsdrift, hetgeen volgens hem blijkt uit de houding tijdens de dans, het zwemmen en bij het zien van films. Het hoogste levensdoel, de verering van God, wordt hierdoor maar veronachtzaamt.
De groet
De foto die van deze Katholiekendag wordt gepubliceerd in het weekblad Van eigen erf is opvallend. Langs de kant van de weg staan verschillende hoogwaardigheidsbekleders en geestelijken die hun rechterarm enigszins onwillig geheven houden en een groet brengen aan het voorbij marcherende muziekkorps. Volgens het Katholiek Documentatie Centrum in Nijmegen is dit een Romeinse groet, een groet veel ouder is dan de fascistische groet uit de jaren dertig en veertig. Het gevaar uit het oosten De Katholiekendagen worden nog tot aan 1940 gehouden. Daarna maakt de oorlog een einde aan deze regionale bijeenkomsten. Pas in 1949 wordt er in Friesland voor het eerst weer een Katholiekendag georganiseerd. Ook in het zuiden van het land vinden nog her en der bijeenkomsten plaats, maar vaak op kleinere schaal. In Twente komen de katholieken alleen nog op lokaal niveau bij elkaar, zoals in Overdinkel en Losser. Het thema voor die dag is: ‘Wij Katholieken en het communisme’. De Koude Oorlog staat voor de deur. ●
Marcel Mentink